Book Review: MISHAKOSMOS (2021) by Herman te Loo, Jazzflits

COMPOSITIES MISHA MENGELBERG PRACHTIG VERZAMELD

Het besef dat Misha Mengelberg (1935- 2017) misschien wel de belangrijkste Nederlandse jazzcomponist is, een soort Nederlandse Ellington of Monk, is al geruime tijd tot de vaderlandse jazzscene doorgedrongen. Heel wat musici, van Frans Vermeerssen tot Benjamin Herman en van Jasper Blom tot Bo van de Graaf, hebben stukken van de ICP-oprichter op het repertoire genomen. In de jaren nul van deze eeuw besloot het Muziek Centrum Nederland (MCN) daarom om aan ICP-lid (en vaak ook -arrangeur) Michael Moore te vragen een bundel samen te stellen met composities van Mengelberg. Die verscheen in 2009 onder de titel ‘Goedendagjes – Misha’s moments musicaux’ in een handig ringbandje. Maar met 27 titels was het boekwerkje natuurlijk verre van compleet.

Heerlijk absurdistisch

Daarom besloot de Stichting Misha Mengelberg ruim tien jaar later om de Amsterdamse Amerikaan nog wat meer tijd en ruimte te bieden voor een waardige opvolger voor die eerste bundel. Het resultaat ligt er nu in de vorm van ‘Mishakosmos’ (een speelse verwijzing naar de beroemde bundel pianostukken voor beginners van Béla Bartók, ‘Mikrokosmos’). De fraai vormgegeven ringband (met uiteraard een kunstwerk van Han Bennink op de cover) bevat een behoorlijk uitputtende (zo niet complete) weergave van het oeuvre van de componist. Moore deelde het 250 pagina’s tellende boekwerk in drie (of eigenlijk vier) secties

in: ‘Songs’, ‘Lead Sheets’ en ‘(Concert) Scores’. Voorafgegaan door een mooie inleiding van mede-ICP’er Ab Baars en een korte uitleg van de samensteller over de verschillende rubrieken, zien we Mengelberg (op een foto van Ken Weiss) de geïnteresseerde muziekliefhebber luidkeels tegemoet lachen. De sectie die hiermee opent, ‘Songs’, zal bij iedereen dan ook regelmatig op de lachspieren werken. Veel van de songteksten (van de hand van Mengelberg zelf) die de stukken sieren, zijn heerlijk absurdistisch. Neem nu bijvoorbeeld ‘Zo zacht als boter’ (dat vooralsnog nergens een plek op de plaat vond):

Zo zacht als boter
Als boter zo zacht
En het werd steeds groter
Ondertussen viel de nacht
Zo zacht als boter
Wie had dat nou gedacht?
Het werd steeds idioter

Verder treffen we in deze sectie de merkwaardige popsong ‘Anatole’ (te horen op de cd ‘Restless In Pieces’), de meezinger ‘Zing zang zaterdag’ en het veel gecoverde ‘De Sprong, o romantiek der hazen’.

‘Real Book’

De sectie ‘Lead Sheets’ bevat stukken die genoteerd zijn op de manier waarop die bijvoorbeeld ook in het ‘Real Book’ staan, als melodie met (eventueel) een daarbij behorend akkoordenschema. Hier overlapt ‘Mishakosmos’ het meest met ‘Goedendagjes’. ‘Driekusman total loss’, ‘Peer’s counting song’ en ‘Rollo I, II en III’ vinden hier onder meer onderdak. Het zal voor veel jazz-groepen vermoedelijk het vaakst geraadpleegde deel van het boek worden. Voor de praktische gang van zaken zou het daarom fijn zijn als er van deze sectie ook versies voor bes- en es-instrumenten beschikbaar zou kunnen komen, zodat de klarinettisten, trompettisten en altsaxofonisten er ook mee uit de voeten kunnen.

Virussen

Het laatste deel (en in aantal pagina’s ook het grootste) zijn de ‘Scores’. Dit zijn partituren, die uiteenlopen van het volledig uitgeschreven ‘A la Russe’ (voor klarinet, altviool en cello; onlangs te horen op het album ‘De Hondenmepper’) tot de zogeheten ‘virussen’. Dit zijn korte stukjes die een belangrijk deel vormen van de methode van muziek maken zoals het ICP Orchestra die al ruim vijftig jaar heeft vormgegeven. Ze kunnen ingezet worden om een bestaande gang van zaken te ontregelen, een nieuwe richting te geven of iets geheel nieuws op te starten. Voorbeelden hiervan zijn ‘Ezels’ (waarbij de musici onder meer ezelklanken maken), ‘Meelwurm’ ‘Tuinhek’ en ‘Reukzout’ (bij deze laatste drie wordt aangegeven dat ze door het hele orkest of door een subgroepje kunnen worden gespeeld). De rest van deze sectie bestaat uit partituren van stukken met gespecificeerde instrumenten, meestal uit de bezetting van het ICP Orchestra (zoals ‘Kneushoorn’ voor klarinet, tenorsax, trombone, cello en contrabas). Een aantal is twee keer terug te vinden, eenmaal ‘klinkend’ (in de sectie ‘Concert Scores’) en eenmaal met getransponeerde partijen (in ‘Scores’).

Niet naar de letter, maar naar de geest 

Het boek is helder, duidelijk en overzichtelijk opgemaakt en laat zich door de ringband goed hanteren. Fraaie zwart-witfoto’s van Misha Mengelberg scheiden de diverse secties en aan het eind van ‘Mishakosmos’ vinden we een alfabetische index op titel, plus een discografie waarin ook terug te vinden is op welke plaat een compositie te vinden is. Dat kan allicht helpen met het spelen van het materiaal. Het belangrijkste is echter dat de componist de laatste zou zijn die zou verlangen dat het allemaal precies en nauwkeurig uitgevoerd dient te worden. De stukken in ‘Mishakosmos’ vragen om een interpretatie naar de geest, en zeker niet naar de letter. En zo kan de Nederlandse jazzscene–zowel de professionals als de amateurs– nog jaren uit de voeten met de onmiskenbaar aanstekelijke én ontregelende muziek.


Album Review: Komen & Gaan (2021), by Brian Morton, Downbeat

It’s tempting to say of this one that “you really had to be there.” An Instant Composers Pool concert has always been more of a happening than a regular gig, and this one finds a relatively unusual lineup (no Tristan Honsinger, no Tobias Delius) taking over a small café/restaurant/gallery in the north of Holland and making music not just in the venue, but with the venue. Players move from room to room, hence the “coming and going” title. Le Brocope’s dogs get involved. There’s a pianola on the premises, which gets an airing. Huge fun is had by all. It’s easy, though, to underestimate the seriousness of what ICP does, and its deep connections with the jazz tradition. The ringmaster is Han Bennink, whose rhythmic intelligence is often seconded (by critics, if not by Bennink himself) to his appetite for clowning. There’s a respectful nod on “Kroket” to the late Misha Mengelberg, best known outside Europe for having recorded with Eric Dolphy, who was Lord of Misrule in Dutch improvised music for decades. He’s missed, but the baton has been passed on. (4 out of 5 stars)—Brian Morton

Album Review: Komen & Gaan (2021), by Guy Peters, Enola.be

Pakte De Hondemepper niet zo lang geleden nog uit met een relatief strak programma, dan worden de teugels weer gevierd op Komen & Gaan, misschien wel het meest speelse en spontane album van deze vrijbuiters in jaren. De optelsom van negen muzikanten, een uitzonderlijke locatie en een “eigenlijk is er niks fout”-filosofie leidt tot een apart hoofdstuk in het ICP-verhaal.

Voor het eerst in jaren krijg je ook - om voor de hand liggende redenen - een uitgedunde versie van het orkest te horen, waarin Tobias Delius, Tristan onsiger en Thomas Heberer ontbreken. Hun afwezigheid wordt gecompenseerd door het uitnodigen van twee bekende gezichten: basklarinettist Joris Roelofs, die intussen al een hele tijd samen speelt met Han Bennink, en gitarist Terrie Hessels van The Ex, een improvisator in hart en nieren die intussen ruim drie decennia speelt met diverse ICP’ers. Als Roelofs met zijn techniek en bagage naadloos aansluit bij het gezelschap, dan was Hessels altijd al een verwante geest die uitblinkt in de rebelse frictie waar het orkest zich zo graag van bedient.

Ook opmerkelijk: de locatie. Geen traditionele studio, maar Le Brocope, een theatercafé/restaurant in Friesland, waar kunst en muziek al jaren centraal staan. Op zich is het al een charmante plek, maar het karakter ervan werd expliciet in de kijker gezet, wat je ook mooi kan zien via een reeks video’s waarmee je eigenlijk het volledige opnameproces kan volgen. Voor sommige stukken zaten alle muzikanten samen in het restaurant te spelen. Voor andere weken ze uit naar verschillende ruimtes in het gebouw of werd er zelfs bewegend gemusiceerd, met geluidsman Marc Schots die je achter en tussen de muzikanten ziet lopen met een extra microfoon.

Het is naturalisme ten top: je hoort het kraken van de vloer, de verschuivende akoestiek, de tingeltangelende huispianola en de aanmoedigingen van honden Hansje en Lou. Of zoals Bennink in een van de video’s meegeeft: “Je hoort het komen en gaan, en dat zou ik zo graag willen op deze cd. Eigenlijk is er niks fout.” Je zou dat kunnen interpreteren als gemakzuchtigheid, als gebrek aan professionaliteit, maar je hebt natuurlijk te maken met muzikanten die graag teren op risico en dat kunnen, het moment uitbuiten met een combinatie van spontaniteit en discipline. Beluister hoe ze zich voor het eerst een weg banen door Glerums “De Linkerschoen, De Rechterschoen” en vervolgens verbaasd zijn over hoe goed die versie meteen zat. Niettemin krijg je er aan het andere uiteinde van het album nog eentje bij.

Veel muziek van het complete nonet bij elkaar krijg je dus niet. In opener “Lucht” wordt letterlijk gespeeld met lucht, tot Ab Baars binnenwandelt met de shakuhachi en hier en daar geluiden ontglippen: een zachte altsaxgolf, gebrap van de basklarinet. Gaan de twee versies van Glerums compositie meteen in de richting van de zwierige Ellington/Strayhorn-traditie, dan is het materiaal ertussen grilliger en vrijer van aard. De drie stukken “Komen en Gaan” zijn kleurrijke wandelingen met maffe klanken (kijk beneden hoe trombonist Wierbos de interactie wil aangaan met een hond), driftig klaterende erupties, flarden kamermuziek-achtige elegantie en carnavaleske gekte, maar ook verrassende momenten van schoonheid (deel 3).

Daarnaast: muziek die klinkt als de begeleiding bij een stille film (“Pianola Potpourri”), een serene uitvoering van Misha Mengelbergs “Kroket”, en een serie kleine bezettingen, met pianist Guus Janssen die Hessels een stukje Bach voorschotelt (en een hoop dissonant gewring terug ontvangt) en in Roelofs een partner krijgt die al even virtuoos reageert, en het trio Bennink, Baars en Hessels dat geen baldadige of volumineuze anarchie nodig heeft om indruk te maken. De improvisaties zijn grillig en onvoorspelbaar, en in combinatie met hun korte duur en de talloze afwisselingen voelt het aan alsof je voortdurend opnieuw op het verkeerde been gezet wordt.

Dat maakt van Komen & Gaan een album dat voor nieuwkomers misschien een beproeving kan zijn, maar eigenlijk best toegankelijk is. “Het moet een muzikale collage worden,” zegt regisseur Bennink ergens, en het gezelschap hield woord, met beide termen die evenveel belang afdwingen. Dus je kan wel blijven lullen over hoe het in Mengelbergs tijd allemaal anders klonk (nee toch), maar dan maak je meteen ook duidelijk dat je het punt mist. Deze ICP’ers staan nog altijd met een been in de traditie en met het andere op het ijs. De evenwichtsoefening is er een van meesters van het moment.

Guy Peters, Enola.be

Source: https://www.enola.be/2021/03/02/icp-septet...

Album Review: Komen & Gaan (2021), by Bill Meyer, Dusted Magazine

The variably sized ICP (Instant Composer’s Pool) has been around for over fifty years, and in recent years it’s suffered the lingering illness and then death of founder and pianist, Misha Mengelberg. After that, what’s a pandemic? An inconvenience, maybe, but there are ways around that. So in October 2020 the ICP’s surviving founder, drummer Han Bennink, convened a downsized version of the band plus a couple old friends at Le Brocope, an inn, performance space and gallery in the northern Dutch town of Oldeberkoop.

Setting matters. For while the ICP has had its share of great players, they’re at least as renowned for the musicians’ willingness to play with the audience as well as each other. If you’ve caught one of their concerts, you might have seen Bennink, who is as much a slapstick comedian as a musical provocateur, abandon his drum stool to wander the hall and hawk records mid-tune. Or maybe you noticed a few musicians talking to each other, plotting a factional redirection of the piece that’s under way. Such antics are harder to capture on record, and sometimes ICP hasn’t even tried; their discography includes mostly serious examinations of individual composers, as well as hybrid constructions of swinging jazz, parlor orchestration and rambunctiously improvised chaos.

But on Komen & Gaan (Come and Go), the audience-free venue gives the ICP an opportunity to enact the interpersonal dynamics that give rise to their music. If you head to their website, the video evidence reveals that they had the run of the inn, permitting them to indulge in food, wine, and all that the premises have to offer. That includes the proprietor’s pianola (player piano), which duets with reeds player Michael Moore, a man who has been described in other places as someone who knows far too many between the wars songs for a man who was born in the mid-1950s. It also includes a dog, which mutely defies the decidedly canine growls of trombonist Wolter Wierbos on the decidedly Charles Ives-ian “Komen en Gaan 1.” Unable to get the hound to respond, Wierbos goes from room to room, playing uproariously with one subgrouping and nearly getting frozen out by another.

Much of the album is devoted to improvisations by subgroups that are by turns impelled by collegiality and bristling with challenge. They differ nearly as much from one another as they all do from the twice-visited, Ellingtonian pastiche, “De Linkershoen, De Rechtershoen” (The Left Shoe, the Right Shoe). While it might have been more fun to be there, sneaking drinks from the bottles on the tables while the musicians played with and provoked one another, the music’s mercurial progress is amusement enough to put a smile on your face.

Bill Meyer, Dusted Magazine

Source: https://dustedmagazine.tumblr.com/post/646...

Album Review: Komen & Gaan (2021), by Richard Williams, The Blue Moment

Back in the 1970s it was an exquisite shock to hear musicians associated with Instant Composers Pool, the Amsterdam-based collective of free improvisers, playing a dance-band version of “Our Day Will Come”, the old Ruby and the Romantics hit, with no outward signs of irony. It was post-modern, in a way, but it wasn’t arch or condescending. It was just the way they saw things. And that was one of their contributions to the jazz of the last half-century.

Founded in 1967 by the pianist Misha Mengelberg, the saxophonist Willem Breuker and the drummer Han Bennink, ICP is still going strong, despite losing its state funding last year, and its members are still playing dance-band tunes, as you can hear in the clip above, where they perform “De Linkerschoen, de Rechterschoen”, a delightful tune by their bassist, Ernst Glerum, in best palais-glide style. It’s the first of two versions of the tune included in the latest album on their own label: Komen & Gaan by the ICP Septet + Joris Roelofs, Terrie Ex and Mara’s Pianola, which shows the ICP bunch to be as full of irreverent life as ever.

Recorded live at Le Brocope, a jazz and theatre café in Oldeberkoop, a village in Friesland, in north of the Netherlands, it represents an interesting response to the problems presented by the Covid-19 pandemic. To celebrate the venue’s 10th anniversary last October, the musicians were invited to spend a weekend there, eating and drinking and socialising and playing. I don’t know what the lockdown deal was in the Netherlands at the time, but the clip shows the congenial atmosphere they created.

I like this quote in the sleeve note by Mara Eijsbouts, the proprietor of Le Brocope: “As a painting chef, who also happens to be an interior designer, or a designing music lover who loves to cook, a mother of two beautiful daughters, and a historian who likes to write about matters that touch upon the future, entrepreneur, scatterbrain, and hostess in a house with walls that are made of musical energy, and as a jazz lover, I adhere to the adage of jazz: Just play what you like, as long as it fits.”

Throughout the album there are other fragments of the musical history in snatches of “The Sound of Music” and “Ain’t Misbehavin'”, thrown into the mix with the now familiar Dutch mixture of skill and irreverence. But there’s also a lot of free improvisation — sometimes unruly, sometimes exquisite — from the likes of Ab Baars on reeds and shakuhachi, Mary Oliver on violin and viola, Wolter Wierbos on trombone, the pianist Guus Janssen, Michael Moore on alto and clarinet, the great Bennink, the last survivor of the original founding trio, whose inimitable artwork is to be found on the album’s cover, and the two guests, the guitarist Terrie Ex and the bass clarinetist Joris Roelofs.

It’s hard to imagine a more gleefully anarchic piece of music being released in 2021 than the variations on Bach’s Toccata and Fugue in D Minor perpetrated on this album by Janssen and Ex. While Janssen fractures and reorganises Bach’s notes at a ridiculous speed, Ex strafes his efforts with skittering bottleneck noise before the two musicians accelerate together into a grandiose finale that includes a few seconds in which they sound as if they’re falling over each other’s feet. Ending with a pratfall thud, it’s a typical piece of ICP surrealism, being simultaneously funny and rather beautiful.

Richard Williams
https://thebluemoment.com/2021/03/19/icp-in-friesland/