Album Review: Komen & Gaan (2021), by Guy Peters, Enola.be

Pakte De Hondemepper niet zo lang geleden nog uit met een relatief strak programma, dan worden de teugels weer gevierd op Komen & Gaan, misschien wel het meest speelse en spontane album van deze vrijbuiters in jaren. De optelsom van negen muzikanten, een uitzonderlijke locatie en een “eigenlijk is er niks fout”-filosofie leidt tot een apart hoofdstuk in het ICP-verhaal.

Voor het eerst in jaren krijg je ook - om voor de hand liggende redenen - een uitgedunde versie van het orkest te horen, waarin Tobias Delius, Tristan onsiger en Thomas Heberer ontbreken. Hun afwezigheid wordt gecompenseerd door het uitnodigen van twee bekende gezichten: basklarinettist Joris Roelofs, die intussen al een hele tijd samen speelt met Han Bennink, en gitarist Terrie Hessels van The Ex, een improvisator in hart en nieren die intussen ruim drie decennia speelt met diverse ICP’ers. Als Roelofs met zijn techniek en bagage naadloos aansluit bij het gezelschap, dan was Hessels altijd al een verwante geest die uitblinkt in de rebelse frictie waar het orkest zich zo graag van bedient.

Ook opmerkelijk: de locatie. Geen traditionele studio, maar Le Brocope, een theatercafé/restaurant in Friesland, waar kunst en muziek al jaren centraal staan. Op zich is het al een charmante plek, maar het karakter ervan werd expliciet in de kijker gezet, wat je ook mooi kan zien via een reeks video’s waarmee je eigenlijk het volledige opnameproces kan volgen. Voor sommige stukken zaten alle muzikanten samen in het restaurant te spelen. Voor andere weken ze uit naar verschillende ruimtes in het gebouw of werd er zelfs bewegend gemusiceerd, met geluidsman Marc Schots die je achter en tussen de muzikanten ziet lopen met een extra microfoon.

Het is naturalisme ten top: je hoort het kraken van de vloer, de verschuivende akoestiek, de tingeltangelende huispianola en de aanmoedigingen van honden Hansje en Lou. Of zoals Bennink in een van de video’s meegeeft: “Je hoort het komen en gaan, en dat zou ik zo graag willen op deze cd. Eigenlijk is er niks fout.” Je zou dat kunnen interpreteren als gemakzuchtigheid, als gebrek aan professionaliteit, maar je hebt natuurlijk te maken met muzikanten die graag teren op risico en dat kunnen, het moment uitbuiten met een combinatie van spontaniteit en discipline. Beluister hoe ze zich voor het eerst een weg banen door Glerums “De Linkerschoen, De Rechterschoen” en vervolgens verbaasd zijn over hoe goed die versie meteen zat. Niettemin krijg je er aan het andere uiteinde van het album nog eentje bij.

Veel muziek van het complete nonet bij elkaar krijg je dus niet. In opener “Lucht” wordt letterlijk gespeeld met lucht, tot Ab Baars binnenwandelt met de shakuhachi en hier en daar geluiden ontglippen: een zachte altsaxgolf, gebrap van de basklarinet. Gaan de twee versies van Glerums compositie meteen in de richting van de zwierige Ellington/Strayhorn-traditie, dan is het materiaal ertussen grilliger en vrijer van aard. De drie stukken “Komen en Gaan” zijn kleurrijke wandelingen met maffe klanken (kijk beneden hoe trombonist Wierbos de interactie wil aangaan met een hond), driftig klaterende erupties, flarden kamermuziek-achtige elegantie en carnavaleske gekte, maar ook verrassende momenten van schoonheid (deel 3).

Daarnaast: muziek die klinkt als de begeleiding bij een stille film (“Pianola Potpourri”), een serene uitvoering van Misha Mengelbergs “Kroket”, en een serie kleine bezettingen, met pianist Guus Janssen die Hessels een stukje Bach voorschotelt (en een hoop dissonant gewring terug ontvangt) en in Roelofs een partner krijgt die al even virtuoos reageert, en het trio Bennink, Baars en Hessels dat geen baldadige of volumineuze anarchie nodig heeft om indruk te maken. De improvisaties zijn grillig en onvoorspelbaar, en in combinatie met hun korte duur en de talloze afwisselingen voelt het aan alsof je voortdurend opnieuw op het verkeerde been gezet wordt.

Dat maakt van Komen & Gaan een album dat voor nieuwkomers misschien een beproeving kan zijn, maar eigenlijk best toegankelijk is. “Het moet een muzikale collage worden,” zegt regisseur Bennink ergens, en het gezelschap hield woord, met beide termen die evenveel belang afdwingen. Dus je kan wel blijven lullen over hoe het in Mengelbergs tijd allemaal anders klonk (nee toch), maar dan maak je meteen ook duidelijk dat je het punt mist. Deze ICP’ers staan nog altijd met een been in de traditie en met het andere op het ijs. De evenwichtsoefening is er een van meesters van het moment.

Guy Peters, Enola.be

Source: https://www.enola.be/2021/03/02/icp-septet...

Album Review: De Hondemepper (2020), by Rinus van der Heijden, Jazz.nu.

De Instant Composers Pool en Nieuw Amsterdams Peil brengen met ‘De Hondemepper’ een fantastische aubade aan de in 2017 overleden componist en ICP-bandleider Misha Mengelberg. Daarmee is deze cd opnieuw een mijlpaal in het uitgebreide oeuvre van de ICP.

Over de Instant Composers Pool (ICP) zijn talloze artikelen geschreven. Je kunt er met gemak een dik boek mee vullen. Die artikelen gingen veelal over de invloed die Misha Mengelberg op zijn hofje had. Volkomen terecht. De in 2017 overleden leider/pianist was een eenzaat die muziek voor zichzelf maakte én voor zijn geestverwanten, onder wie de musici van zijn ensemble. En als er dan ook nog mensen van buiten zijn kring naar luisterden, vond hij dat prima. Evengoed als er niemand luisterde.

Maakte ICP daar ‘musicians music’ mee, zoals dat zo mooi heet? Welnee, zijn klanken waren vanaf het begin onweerstaanbaar. De groep, die in 1967 werd opgericht, moest echter altoos tegen de stroom in roeien. Haar muziek werd in het begin, in de jaren zestig en – ook nog enigszins – in de jaren zeventig door het toenmalige luistervolk opgepikt en naar waarde genoten. Maar naarmate de keurigheid in de jaren daarna oprukte, werd het luistervolk ook ‘netter’ en ging de schoonheid van ICP ten onder aan de door de tijd verprutste en geconditioneerde oortjes.

Het is goed dat ICP na de dood van Misha Mengelberg is blijven voortbestaan. De kleine kern van muziekliefhebbers die zijn muziek naar waarde weet te schatten, is het waard. Dit jaar kwam een nieuwe cd uit, De Hondemepper, in november 2018 opgenomen in het Bimhuis. Het is de Instant Composers Pool, die hier samenwerkt met Nieuw Amsterdams Peil, op zijn best. Met het merendeel stukken van Misha Mengelberg en ook van diens vader Karel, van Tristan Honsinger, Duke Ellington en Billy Strayhorn, Thelonious Monk en Misha Mengelbergs favoriete jazzcomponist/pianist Herbie Nichols.

Onnodig te zeggen dat De Hondemepper uitbundig luisterplezier oplevert. De samenwerking met Nieuw Amsterdams Peil – met Hoketus, de voorloper van dit ensemble al daterend van 1985 – biedt ICP oneindige mogelijkheden. Niet alleen in de verdubbeling van een aantal instrumenten, maar vooral door de afwijkende visie van NAP. Waardoor het kan gebeuren dat wanneer twee eigenzinnige geesten met elkaar in de slag gaan, er wonderbaarlijke dingen gebeuren. Dat is op De Hondemepper zeker ook het geval.

Voor wie ICP en Misha Mengelberg niet kent – zijn die mensen er nog? – is één stuk op De Hondemepper een meer dan aangename kennismaking: Dressoir van Mengelberg. Het is een suite die uit negen korte deeltjes bestaat. We kunnen niet nalaten die even bij naam te noemen: Tinnen rookset, Lepelvaasje, Trouwfoto, Theemuts, Naaimand, Spaarzegelboekje, Dominospel, Flanellen tafellaken (opgevouwen) en Koektrommel. Welke uitermate scherpzinnige geest zou al die kleinoden op een dressoir hebben zien staan? Juist ja, Misha Mengelberg. De muziek waarmee hij ze vorm geeft is navenant. Van can-can tot fanfare, roept u maar!

In Nederland is in die voornoemde roerige jaren zestig en zeventig een prachtige symbiose gegroeid tussen geïmproviseerde- en eigentijds gecomponeerde muziek. Inmiddels wereldwijd bekend. ICP is er een sprekend voorbeeld van, Hoketus, Orkest De Volharding en Ebony Band eveneens. Misha Mengelberg was een van de voormannen van deze opmerkelijke stroming. Opmerkelijk omdat deze richting geen grenzen kende, noch accepteerde. Of het erom gedaan is, is niet zo belangrijk, maar De Hondemepper is een zeldzaam mooi portret van Mengelbergs veelzijdigheid, die evenmin grenzen kende en accepteerde. En ook al kon Misha M. van de opnamen geen deel meer uitmaken, is dit album een majestueuze mijlpaal in het oeuvre van de Instant Composers Pool.

Laten we hopen dat het niet de laatste is. Al ziet het daar wel naar uit. Het Fonds voor de Podiumkunsten gaat de subsidie die ICP voor de komende Meerjarige Productiesubsidies 2021-2024 heeft aangevraagd (125.000 euro), niet toekennen. Daarmee verwijst zij Misha Mengelbergs erfenis voorlopig naar de vuilnisbak. Hoewel de beoordelende commissie vindt dat ICP voldoende kwaliteit heeft, mist zij de aanwezigheid van Mengelberg binnen het ensemble. Opvolger Guus Janssen ‘heeft niet hetzelfde muzikale overwicht dat voor de karakteristieke absurde momenten in de improvisaties zorgt’. Ja, dank je de koekoek. Janssen is niet Mengelberg en zo lijkt het of diens dood ook de doodsklap wordt voor ICP.

Zou die commissie naar De Hondemepper hebben geluisterd als deze cd ten tijde van de beoordelingen in haar bezit was geweest? En dan hebben bemerkt hoe Guus Janssen op zíjn manier de pianokruk bezet? Hoe hij Mengelbergs invloed op zíjn manier in zijn bijdragen aan het orkest heeft verwerkt? En hoe de andere bandleden van ICP zónder Misha Mengelbergs aanwezigheid de Instant Composers Pool nog bij elke noot naar een eigen hemelvaart voeren? Nee dus. RINUS VAN DER HEIJDEN

Concert Review: ICP + Clarion McFadden @ De Werf, Brugge (30 October 2015) by Guy Peters

BY GUY PETERS, ENOLA.BE

Je houdt het amper voor mogelijk dat het beruchte ICP Orchestra (van de in 1967 opgerichte Instant Composers Pool) nog nooit eerder in De Werf (intussen ook al meer dan dertig jaar bezig) speelde. Enkele muzikanten waren er wel al met andere projecten, maar nooit eerder met het tienkoppige moederschip. Dat zou dus een memorabele avond moeten worden en dat werd het ook, met de aanwezigheid van zangeres Claron McFadden als kers op de taart.

En werden we daar even getrakteerd op een kleurrijke prachtperformance! Het ICP Orchestra is altijd anders. Dat weet je op voorhand. Naargelang de grillen van het moment, een eindeloos archief van mogelijke stukken, de locatie en de duur van de sets kan het allemaal verschillen, maar we zagen de band zelden zo ontspannen, theatraal en grappig uit de hoek komen als in Brugge. Er werd tijd genomen voor een dolle rit door hun wereld, maar ook voor theater en wat absurd gelul. Zoals steeds was Bennink ook weer goed voor wat stuntwerk (en deze keer ging hij ook eens op wandel met een rol wc-papier), voerde Honsinger z’n dansje uit, en vonden muzikale sparringwedstrijden plaats van voortdurend wisselende deelbezettingen, terwijl de bindteksten van gortdroge spreekbuis Ernst Glerum glorieus in het honderd liepen en leidden tot breedvoerig getwist, geflirt met chaos en dadaïsme.

Maar wat een setlist ook! Vanaf “Rollo 3” belandde je meteen in de wereld van debluesy swing met de aanmoedigingskreten en energieke shuffles van Bennink, een spartelende saxsolo van Delius, die meteen de ledematen losschudde en een hectische Q & A tussen linkerhelft (piano, strijkerstrio) en rechterhelft (vijf blazers) van het strijdtoneel, met Bennink als onbetrouwbare scheidsrechter. Maar meteen werd ook gretig buiten de lijnen gekleurd, bevond het gezelschap zich plots in een wereld van kamermuziek met kleinere fracties die in discussie gingen. En ook dan komt het meesterschap van deze muzikanten naar boven.

Heel wat van deze kleppers houden er ook hun eigen bands op na, kunnen zelf aardig componeren, arrangeren en improviseren, en als je ze dan ook nog eens decennia lang laat samenspelen, dan ontstaat er een symbiose die zelfs om kan met de meest onverwachte wendingen of dynamische contrasten. En niet enkel de manier waarop de muzikanten muzikaal op elkaar inpikken (of net niet), maar ook de manier waarop ze rond en door elkaar slenteren, van plaats of rol wisselen of even naar de andere kant van het podium struinen om even iets te gaan vertellen, getuigt van een comfort dat zeldzaam is. Is dat vertrouwen in elkaar een potentiële valkuil voor sommige bands, omdat ze onvermijdelijk belanden bij ideeën waarvan ze weten dat ze werken, dat blijft bij het ICP Orchestra alles op lemen voeten staan.

Er was heel wat houvast – deze old school versie van “Blue Chopsticks” van bekend referentiepunt Herbie Nichols was er eentje om duimen en vingers bij af te lukken -, maar het publiek werd binnen de eerste set ook getrakteerd op een paar lange passages waarvoor het orkest tot ver buiten de jazz wandelde. Samen doken ze onder in het theater van 1968, met een grootstedelijk, toeterend en semichaotisch modernisme, dat plots omsloeg in een wannabe hit, mét aanstekelijke musicalflair, om vervolgens terug te keren naar tegendraads terrein dat de afstand tussen moderne klassiek en nonsenstheater dichtreed. De virtuoze kreten van McFadden, een kanon van binnen de hedendaagse muziek die regelmatig ook langs genremuurtjes scheert, en hier stunten uithaalde die nog het best te omschrijven valt als hysterisch geraaskal, maakte het zottenfeest compleet.

Of Baars, die aan de slag ging met het werk van een van zijn helden, Charles Ives. De muziek werd er meteen een stuk strenger en kaler op, met haast minimalistische passages die herinnerden aan de eigenzinnige chemie van zijn Trio, en even zelfs aan het duowerk met zijn partner Ig Henneman. Maar even later belandde je ook weer bij een statige mars met iele klarinetkreten. Het contrast met “Lady Sings The Blues” (opnieuw eentje van Nichols, in een arrangement van Michael Moore), met daarin ook een hyperexpressieve solo van Baars, kon amper groter zijn. En werd de eerste set nog gedomineerd door de langere stukken, dan werd voor de tweede een versnelling hoger geschakeld.

Eerst met een grillige impropassages van een beperkte bezetting, daarna met een solo van Bennink (denk aan iets met veel volume en een voet). In Honsingers “Restless In Pieces”, drijvend op een repetitief en exotisch basmotief, kon McFadden haar vocale souplesse uit de doeken doen in een meer conventionele omgeving (en dat was bloedmooi), terwijl daarna opnieuw de ontregeling intrad met de tussen Fluxus en jazz aarzelende aanpak van “Acapella”, met McFadden even als dirigent van dienst. Ze deed dat iets later ook nog eens over voor John Cage’s “Aria”, waarvan ze trouwens ook de grafische score liet zien, maar daar stak de anarchie de kop op en werden eerst een loopje genomen met haar aanwijzingen, die vervolgens compleet genegeerd werden. Hilariteit alom. En in één beweging kreeg je ook nog eens Sean Bergins onverwoestbare “Labvoro” voor de voeten geworpen, met uitbundige samenzang en een geweldige, scheurende tenorsolo van Delius.

Er passeerden naar goede gewoonte ook nog een paar Mengelbergklassiekers. Zo was er een swingend “Hypochristmutreefuzz”, dat Mengelberg en Bennink meer dan een halve eeuw geleden al speelden met Eric Dolphy (en terug te vinden op het legendarische Last Date), kon “De Sprong, O Romantiek Der Hazen” het terrein tussen balzaalelegantie en de blues verkennen en was een ultrakort “Weer Is Een Dag Voorbij” goed voor een krop in de keel. Maar afsluiten gebeurde natuurlijk weer met een uitbundige toegift vol grommende en sputterende blazers, botsende swing en McFadden die als uitzinnige heks van dienst al naar Halloween lonkte. Kortom: een dolle, grillige, theatrale en soms keihard swingende performance waarin alle klassieke ICP-ingrediënten aanwezig waren, maar die je toch nog een paar keer op het verkeerde been zette. Of je met zo’n heimelijk knieknikje langs achter tegen de grond kreeg. Wat wil je ook, met zo’n stelletje kierewiete Amsterdammers? Prachtconcert van een bende waar je nog altijd niet omheen kan.

Concert Review: ICP Orchestra @ Paradox, Tilburg (24 october 2015) by Rinus van der Heijden

BY RINUS VAN DER HEIJDEN, JAZZNU

INSTANT COMPOSERS POOL REGEERT ABSOLUUT SOEVEREIN

De Instant Composers Pool treedt niet meer zo vaak op in Nederland. Het orkest heeft zijn werkzaamheden grotendeels verlegd naar het buitenland. Als de ICP daarom weer eens concerteert in Nederland, dien je er als rechtgeaarde muziekliefhebber als de kippen bij te zijn. Paradox in Tilburg boekte de tienmansformatie en dat bleek een gouden greep. 

De ICP balanceert dezer dagen tussen verdriet en vreugde. Waar het verdriet vandaan komt is duidelijk. Een van de drie oprichters, pianist Misha Mengelberg, verkeert in de eindfase van zijn leven. Contrabassist Ernst Glerum vertelde tijdens het concert, dat de muzikaal leider van ICP in een verpleeghuis is opgenomen en 24 uur per dag vezorging behoeft. Het orkest is aangeslagen, dat is te merken. Dat was al zo toen bekend werd dat Misha Mengelberg aan een heftige vorm van dementie leed en niet meer zou kunnen optreden. Het verdriet duurt voort nu de pianist/componist/leider verder aftakelt.

Misha Mengelbergs verdiensten voor het orkest als componist liepen als een rode draad door het concert in Tilburg. Maar ook een vleugje vreugde. Want Ernst Glerum kon aankondigen dat invaller-pianist Guus Janssen sinds enkele weken het nieuwe, vaste ICP-lid is geworden. Een dankbaar applaus uit de zaal ondersteunde deze woorden. En dat was volkomen terecht: de pianist is uit hetzelfde ‘rare’ hout gesneden als de overige ICP-musici en dat is absoluut nodig om te kunnen bijdragen aan het zeldzaam kostbare gehalte dat het orkest in de 48 jaar van zijn bestaan heeft opgebouwd.

SOEVEREIN

De ICP is een soevereine instelling op het gebied van moderne gecomponeerde en geïmproviseerde muziek. Waar ter wereld zou nog zo’n formatie toeven? De individuele kwaliteiten van de tien groepsleden zijn uitzonderlijk: zij zijn allen musici die hun sporen al vele jaren in het landschap van de Nederlandse improvisatiemuziek hebben nagelaten. Maar dan komt daar de zo broodnodige hechting als orkest nog om de hoek kijken. Het is telkenmale adembenemend om mee te maken hoe het tentet de uitgevoerde composities naar zijn hand zet en er volkomen nieuwe richtingen aan meegeeft.

Het bovenstaande werd deze avond onderstreept in ál het muzikale materiaal dat werd gebracht. In een van de vele Herbie Nichols-stukken op het ICP-repertoire en ook in Misha Mengelbergs Rollo nr. 4 en Rollo nr. 5. Of in zijn Samba Zombie, een stuk dat hij ooit schreef voor zijn samenwerking met altsaxofonist Piet Noordijk en contrabassist Rob Langereis. En wat te denken van de Mengelberg-bewerking van Locomotive van het zo beroemde Thelonious Monk-album Straight, No Chaser. Het bevatte een overrompelende tenorsaxofoonsolo van Tobias Delius die bij de schrijver dezes een bijna vergeefse strijd tegen de tranen veroorzaakte. De solo werd overgenomen door viool en klarinet om daarna in een orkestrale uitbarsting terecht te komen, die weergaloos was.

En dát is nu precies wat de Instant Composers Pool zo uniek maakt: die schijnbaar achteloze omschakeling van gegrondveste improvisaties naar de zo brede traditie van de Afro-Amerikaanse muziek die jazz heet. Maar in het kenmerk van de ICP zit meer besloten: onder meer Europese marsmuziek, volksdeuntjes, oude melodietjes, swing, swing, swing en gecomponeerde Amerikaanse muziek – zoals in een nieuwe compositie van Ab Baars. Hij nam daarbij als uitgangspunt drie liederen van Charles Ives, die het ganse arsenaal van de ICP blootlegden. En ook hier weer kwam ontroering om de hoek kijken: Cellist Tristan Honsinger nam de taak op zich van zanger van de liederen. Dat pakte uit in een declamatie van de teksten, met een krakende, ongeschoolde en volgens de regelen van de kunst ongeschikt stemgeluid. Maar het gaf een ongekende meerwaarde aan de compositie. Top!

Tristan Honsinger trad deze avond meerdere malen op de voorgrond: als zanger in Restless in Peace en in de rol van Conduction, zoals Ernst Glerum aankondigde. Dat betekende Tristan Honsinger als dirigent voor de troep. Met stijve, sprietdunne beentjes dansend, krom gebogen, met de armen zwaaiend en bekeken door zijn mede-bandleden. Niemand lachte en dat is maar goed ook: deze Conduction is alleen de Instant Composers Pool waardig.

JOJO BUITENZORG

Het nieuwe bandlid Guus Janssen bracht zijn eigen Jojo Drive in – herinnerend aan het beroemde Nederlandse drafpaard Jojo Buitenzorg – trompettist Thomas Heberer One Thing All At Once en de toegift kwam op rekening van Eric Dolphy. Zijn Two Four Five was wederom een bewerking van Misha Mengelberg. Hoe divers kun je een concert samenstellen, mag je dan constateren.

De ICP bevestigde met zijn concert in Tilburg voor de tig-ste keer dat het op onbereikbare hoogte verkeert. In elk stuk dat wordt aangepakt sluimert de blues, reiken weerbarstigheid en huiveringwekkende melodische en harmonische schoonheid naar elkaar, wordt elke muzikale grens uitgegumd, treedt de wereld van Hemelse Muziekoppermachtig naar buiten. En al wordt er iets te vaak beweerd dat de ICP vrijwel alles aan Misha Mengelberg heeft te danken, dan moet daarbij zeker worden weerlegd dat dit zonder de wisselwerking met deze groep uitzonderlijke muzikanten nooit tot stand was gekomen. De Instant Composers Pool moet moedig voorwaarts gaan.

Source: http://www.jazznu.com/concertrecensies/ins...