Album Review: De Hondemepper (2020), by Bill Shoemaker, Point of Departure

This collaboration between ICP Orchestra and Nieuw Amsterdams Peil – another pool, oriented towards composed works – is about as close to an Amacord Misha Mengelberg as is likely to be heard. The album is a full body of work scan of a composer who irascibly resisted definition. de hondemepper traces Mengelberg’s roots (Karel, his composer father, and the jazz trinity of Ellington, Monk, and Nichols), retrieves seldom-heard pieces from the Orchestra’s book, and recasts pieces he penned in the 1970s and ‘80s for, respectively, Okest de Volharding and Hoketus, both led by Louis Andriessen. Although the album vaults from one aspect of Mengelberg’s sensibility to another track by track, it is a remarkably cohesive program, one of the more persuasive cases for Mengelberg as a composer on disc.

NAP comes to this recording with relevant history – co-leader Gerard Bouwhuis was Hoketus’ pianist when they premiered “Een Hutje van Gras” in 1985. They also bring other assets to the table: NAP co-leader and violinist Heleen Hulst and cellist Mick Stirling buttress ICP’s strings section, bassoonist Dorian Cooke and Patricio Wang, who plays mandolin and chromatic panflute, expand the color palette, and Bart de Vrees thickens the percussion textures. Most importantly, they contribute to the cracking, close-order ensembles that permeate the program, essential to multi-sectioned works like “Dressoir,” in which quirky, vernacular-driven punchlines require straight-faced delivery.

The polishing of Mengelberg’s compositions by no means diminishes their subversions. Instead of blossoming into a full-bodied exposition, the lovely triple canon that opens “Een Hutje van Gras” peters out, leaving only a Minimalist pulse flecked with exotic accents that lingers almost too long before the closing reiteration of the canon. The reading of “A La Russe” by Cooke, Stirling, and Mary Oliver (heard on viola) plays upon classical conventions with the sardonic piquancy often associated with Prokofiev. The title piece vaults over follies-worthy romps, dour melodies, and texture-driven intrusions, the ensemble’s every landing nailed.

The NAPsters are also impactful on the repertory pieces. Cooke and the strings add to the frenzied energy of Guus Janssen’s clarinet-rich arrangement of Nichols’ “Cro-Magnon Nights,” which is very much in line with the deceptive looseness ICP has honed over decades, where swerves, jolts, and lurches are smartly placed. The same holds true in the passages of Ab Baars episodic “Pools and Pals” that draw on the hard-swinging “Depk” from Ellington’s Far East Suite. While Wang’s pan flute effectively punctuates the improvised sections of Baars’ piece, and adds jaunty color elsewhere, it is not well suited as a lead voice in Michael Moore’s otherwise sumptuous expansion of Mengelberg’s chart for Monk’s “Reflections.”

Ultimately, despite its many pleasures, de hondemepper begs an important question: Having made this impressive homage, can ICP now foreground the works of its deep bench of composers? Making such a transition is complicated by the one-two punch of the pandemic (Tristan Honsinger and Thomas Heberer are currently on the wrong side of the Atlantic) and the loss of long-term support from the Fonds Podiumkunsten (the Dutch Foundation for the Performing Arts). How the next chapter unfolds in a new normal will be keenly watched. –Bill Shoemaker


Album Review: De Hondemepper (2020), by Rinus van der Heijden, Jazz.nu.

De Instant Composers Pool en Nieuw Amsterdams Peil brengen met ‘De Hondemepper’ een fantastische aubade aan de in 2017 overleden componist en ICP-bandleider Misha Mengelberg. Daarmee is deze cd opnieuw een mijlpaal in het uitgebreide oeuvre van de ICP.

Over de Instant Composers Pool (ICP) zijn talloze artikelen geschreven. Je kunt er met gemak een dik boek mee vullen. Die artikelen gingen veelal over de invloed die Misha Mengelberg op zijn hofje had. Volkomen terecht. De in 2017 overleden leider/pianist was een eenzaat die muziek voor zichzelf maakte én voor zijn geestverwanten, onder wie de musici van zijn ensemble. En als er dan ook nog mensen van buiten zijn kring naar luisterden, vond hij dat prima. Evengoed als er niemand luisterde.

Maakte ICP daar ‘musicians music’ mee, zoals dat zo mooi heet? Welnee, zijn klanken waren vanaf het begin onweerstaanbaar. De groep, die in 1967 werd opgericht, moest echter altoos tegen de stroom in roeien. Haar muziek werd in het begin, in de jaren zestig en – ook nog enigszins – in de jaren zeventig door het toenmalige luistervolk opgepikt en naar waarde genoten. Maar naarmate de keurigheid in de jaren daarna oprukte, werd het luistervolk ook ‘netter’ en ging de schoonheid van ICP ten onder aan de door de tijd verprutste en geconditioneerde oortjes.

Het is goed dat ICP na de dood van Misha Mengelberg is blijven voortbestaan. De kleine kern van muziekliefhebbers die zijn muziek naar waarde weet te schatten, is het waard. Dit jaar kwam een nieuwe cd uit, De Hondemepper, in november 2018 opgenomen in het Bimhuis. Het is de Instant Composers Pool, die hier samenwerkt met Nieuw Amsterdams Peil, op zijn best. Met het merendeel stukken van Misha Mengelberg en ook van diens vader Karel, van Tristan Honsinger, Duke Ellington en Billy Strayhorn, Thelonious Monk en Misha Mengelbergs favoriete jazzcomponist/pianist Herbie Nichols.

Onnodig te zeggen dat De Hondemepper uitbundig luisterplezier oplevert. De samenwerking met Nieuw Amsterdams Peil – met Hoketus, de voorloper van dit ensemble al daterend van 1985 – biedt ICP oneindige mogelijkheden. Niet alleen in de verdubbeling van een aantal instrumenten, maar vooral door de afwijkende visie van NAP. Waardoor het kan gebeuren dat wanneer twee eigenzinnige geesten met elkaar in de slag gaan, er wonderbaarlijke dingen gebeuren. Dat is op De Hondemepper zeker ook het geval.

Voor wie ICP en Misha Mengelberg niet kent – zijn die mensen er nog? – is één stuk op De Hondemepper een meer dan aangename kennismaking: Dressoir van Mengelberg. Het is een suite die uit negen korte deeltjes bestaat. We kunnen niet nalaten die even bij naam te noemen: Tinnen rookset, Lepelvaasje, Trouwfoto, Theemuts, Naaimand, Spaarzegelboekje, Dominospel, Flanellen tafellaken (opgevouwen) en Koektrommel. Welke uitermate scherpzinnige geest zou al die kleinoden op een dressoir hebben zien staan? Juist ja, Misha Mengelberg. De muziek waarmee hij ze vorm geeft is navenant. Van can-can tot fanfare, roept u maar!

In Nederland is in die voornoemde roerige jaren zestig en zeventig een prachtige symbiose gegroeid tussen geïmproviseerde- en eigentijds gecomponeerde muziek. Inmiddels wereldwijd bekend. ICP is er een sprekend voorbeeld van, Hoketus, Orkest De Volharding en Ebony Band eveneens. Misha Mengelberg was een van de voormannen van deze opmerkelijke stroming. Opmerkelijk omdat deze richting geen grenzen kende, noch accepteerde. Of het erom gedaan is, is niet zo belangrijk, maar De Hondemepper is een zeldzaam mooi portret van Mengelbergs veelzijdigheid, die evenmin grenzen kende en accepteerde. En ook al kon Misha M. van de opnamen geen deel meer uitmaken, is dit album een majestueuze mijlpaal in het oeuvre van de Instant Composers Pool.

Laten we hopen dat het niet de laatste is. Al ziet het daar wel naar uit. Het Fonds voor de Podiumkunsten gaat de subsidie die ICP voor de komende Meerjarige Productiesubsidies 2021-2024 heeft aangevraagd (125.000 euro), niet toekennen. Daarmee verwijst zij Misha Mengelbergs erfenis voorlopig naar de vuilnisbak. Hoewel de beoordelende commissie vindt dat ICP voldoende kwaliteit heeft, mist zij de aanwezigheid van Mengelberg binnen het ensemble. Opvolger Guus Janssen ‘heeft niet hetzelfde muzikale overwicht dat voor de karakteristieke absurde momenten in de improvisaties zorgt’. Ja, dank je de koekoek. Janssen is niet Mengelberg en zo lijkt het of diens dood ook de doodsklap wordt voor ICP.

Zou die commissie naar De Hondemepper hebben geluisterd als deze cd ten tijde van de beoordelingen in haar bezit was geweest? En dan hebben bemerkt hoe Guus Janssen op zíjn manier de pianokruk bezet? Hoe hij Mengelbergs invloed op zíjn manier in zijn bijdragen aan het orkest heeft verwerkt? En hoe de andere bandleden van ICP zónder Misha Mengelbergs aanwezigheid de Instant Composers Pool nog bij elke noot naar een eigen hemelvaart voeren? Nee dus. RINUS VAN DER HEIJDEN

Album Review: De Hondemepper (2020), by Cyril Pluimakers, Jazzenzo.

Het is bijzonder dat de Instant Composers Pool (ICP) ook na het overlijden van Misha Mengelberg zijn kracht behouden heeft. Guus Jansen blijkt een fantastische vervanger en de energie van drummer Han Bennink lijkt oneindig. Hun vorige releases ‘East of the Sun’ (2014) en ‘Restless in Pieces’ (2015) werden internationaal enthousiast ontvangen. Nu ligt er een nieuwe uitgave ‘De Hondemepper’ waarin het ICP Orchestra samenwerkt met het kamerensemble Nieuw Amsterdams Peil. Zo ontstaat een zestien personen tellend ensemble met onder meer twee pianisten en een uitgebreide blazers– en strijkerssectie.

Afspiegeling
Een eerste verkenning tussen hedendaagse muziek en ICP vond al in 1985 plaats toen het door Louis Andriessen opgerichte Hoketus de compositie ‘Rokus de Veldmuis’ van Mengelberg uitvoerde. Tijdens dit Holland Festival concert maakte met name het tweede deel ‘Het Hutje van Gras’ grote indruk op pianist Gerard Bouwhuis. Alle reden om het stuk op deze nieuwe uitgave een reprise te geven. Ook de suite ‘Dressoir’, die in 1978 opgevoerd werd door Orkest De Volharding, krijgt een oppoetsbeurt. De grillige en eigengereide Mengelberg paste eigenlijk in geen enkele muzikale wereld. Als componist en uitvoerder trok hij zijn eigen plan en deze productie, waarvan zijn hilarische ‘De Hondemepper’ het titelstuk vormt, is daar een afspiegeling van.

Dadaïstisch
Het album begint rommelig: als een gammel straatorkest dat te diep in het glaasje heeft gekeken. De suite ‘Dressoir’ zorgt voor orde in de chaos en vormt een toonbeeld van de geslaagde samenwerking tussen ICP en Nieuw Amsterdams Peil. Pianist Bouwhuis heeft een nieuw arrangement gemaakt voor ‘Een Hutje van Gras’ waarin het minimalistische karakter van dit stuk nog meer wordt geaccentueerd. Michael Moore draagt zorg voor het hercomponeren van het dadaïstische ‘De Hondemepper’, met een hoofdrol voor de fagot van Dorian Cooke. Het van Ab Baars afkomstige ‘Pools and Pals’ bevat een uitgebreide verwijzing naar ‘Depk’, een bekende compositie van Duke Ellington en Billy Strayhorn.

Chaotisch
Een heel andere klankwereld treffen we aan in het van vader Karel Mengelberg afkomstige ‘Lento’, in een klassiek arrangement voor klarinet, viool en fagot. ‘Cro-Magnon Night’ brengt de luisteraar weer terug bij Herbie Nichols, de jazzlegende die door het ICP Orchestra een wereldwijde herwaardering kreeg. Etude-achtig is Mengelbergs ‘A La Russe’ en in ‘Vieze en Lekkere Lucht’ lijkt het orkest weer te ontsporen in een nogal chaotische ensembleklank.

Tegengeluid
‘De Purperen Sofa’, eveneens afkomstig van Mengelberg, vormt een kantelmoment met ironisch getint solowerk voor fagot, panfluit, piano en percussie. Het krachtige ‘Reflections’ van Thelonious Monk sluit dit geslaagde album af. Als deze productie iets duidelijk maakt, is het wel dat de ICP-gedachte nog steeds actueel is: een welkom tegengeluid in een tijdvak waar de programmering op veel podia en festivals dreigt te vervlakken. CYRIL PLUIMAKERS

Album Review: Picatrix (2019), by Peter Bruyn, FRNKFRT.

Ik had nooit gedacht dat ik nog eens een verhaal voor Frnkfrt zou beginnen met een opmerking over The Shepherds, dat über-keurige folktrio uit IJmuiden, dat in de jaren zestig en zeventig bekendheid genoot met nette volksliedjes met een religieus randje. Eigenlijk gaat dit verhaal ook niet primair over The Shepherds, maar over de Amsterdamse pianiste Nora Mulder die deze week de Willem Breuker Prijs kreeg. En om heel eerlijk te zijn wil ik het ook niet per se over die prijs hebben, maar vooral over het afgelopen zomer verschenen album ‘Picatrix’, dat Mulder maakte met violiste Mary Oliver en zangeres en stemacrobate Greetje Bijma. Geen Nederlandse plaat heeft wat mij betreft dit jaar zo’n impact als ‘Picatrix’.

Ik zie Nora Mulder al jaren op podia waar de programmering wat spanning betreft de middelmaat overstijgt. Ik schreef zelfs ooit over haar voor Frnkfrt — jaren geleden toen ze met de groep Trolleybus in het Bimhuis speelde.

Dat laatste woord mag letterlijk genomen worden. Muziek is bij Mulder altijd ‘spelen’. Homo Ludens. Ondanks een strenge academische muziekopleiding en het vermogen om het complexe werk van hedendaagse componisten van partituur te spelen. Ze is gretig en grenzeloos, bouwt even gepassioneerd aan het interactieve ‘Abstractiepark7090’ als dat ze met saxofonist Yuri Honing een hedendaagse bewerking van Schuberts ‘Winterreise’ uitvoert. Haar duo met zanger- en stemkunstenaar Han Buhrs, het Ensemble Extra Ordinair, maakt gebruik van de snijboonsnijderflapperbongo, terwijl ze zich op een cd met werken van Xenakis tot de concertvleugel beperkt.

In het juryrapport bij het verkrijgen van de Willem Breuker Prijs wordt de pianiste geprezen om haar veelzijdigheid. Dat ze zoveel verschillende dingen doet. In een interview met Het Parool, eind oktober, sprak Mulder dat laatste echter tegen: ,,Ze komen allemaal uit hetzelfde brein.’’ (2) Je zou ook kunnen zeggen: Ze komen allemaal spelend tot stand.

Bij de uitreiking van de prijs in het Bimhuis afgelopen maandag, trad Nora Mulder op met haar drie meest actuele projecten. Daarbij ook het trio met Oliver en Bijma, wat voor mij eigenlijk de belangrijkste reden was om er naar toe te gaan. Zo vaak is dit ensemble, dat in 2017 ontstond op uitnodiging van het Utrechtse festival Le Guess Who?, namelijk niet op het podium te zien.

Wat het album ‘Picatrix’ zo fantastisch maakt is de volstrekt ongeforceerde wijze waarop gemusiceerd wordt. Het drietal toont persoonlijkheid zonder ego’s op te dringen. Het overschrijdt geen grenzen maar negeert ze, zodat je op een gegeven moment geen idee meer hebt of je nu naar hedendaags klassiek, jazz of volksmuziek luistert. Het is gewoon muziek geworden.

Zo lijkt er ook geen onderscheid meer te zijn tussen gecomponeerd en geïmproviseerd. Al is ‘Birds’ weldegelijk een bewerking van het door burgerrechten activisme geïnspireerde ‘Caged Bird’ van de Afro-Amerikaanse zangeres Abbey Lincoln.

Maar soms zijn de verwijzingen nog vager en duidelijker tegelijk. En hier komen The Shepherds dit verhaal binnen. In 1967 of 1968 haalde ik bij de buurtplatenwinkel voor één of twee kwartjes een vinyl-singeltje van The Shepherds uit de uitverkoopbak. Waarom ik dat deed is mij nog steeds en raadsel, want ik was — ook als twaalf- of dertienjarige — absoluut geen liefhebber van dat trio. Misschien kocht ik het wel voor mijn ouders. Zij hielden van de muziek van The Shepherds en we hadden in die tijd net onze eerste pick-up aangeschaft en vond ik het leuk om ook muziek voor hen te kopen.

Enfin, op de A-kant van het plaatje stond de Amerikaanse folksong ‘Shenandoah’ en op de B-kant ‘The Water is Wide’, een van oorsprong eeuwenoude Schotse folksong die begin twintigste eeuw z’n weg vond naar Amerika en daar populair werd gemaakt door Pete Seeger. Maar dat wist ik allemaal nog niet, eind jaren zestig. Uitgerekend dat liedje ging mij echter wel steeds meer fascineren, zodat ik het plaatje ook keer op keer bleef draaien. Met The Shepherds op zich had dat niets te maken — daar vond ik nog steeds niks aan. Het werd ook geen ‘guilty pleasure’, of zo. Dat vind ik zo’n vals flauwekulbegrip. Je vindt iets mooi of je vindt iets niet mooi. En wat ik mooi vond was de melodie van ‘The Water is Wide’. Niets meer of minder dan dat. En dan, in 2019, is daar plotseling dat album van Nora Mulder, Mary Oliver en Greetje Bijma. En daarop staat het lied ‘Wally Wally’. Bij de eerste gestreken noten van het intro door Mary Oliver begint er al wat te kriebelen.

En dan zingt Bijma die eerste zin: ‘The water is wide, I cannot get over’, terwijl Mulder precies op ‘Wide’ en op de eerste lettergreep van ‘over’ met haar vingers over de pianosnaren strijkt alsof het een harp is. Schitterend.

Het verwarrende is dat ‘Wally Wally’ de titel is van de vroegste versies van het lied en dat Bijma de twintigte eeuwse versie zingt, zoals die ook door Pete Seeger op de plaat is gezet. En door de Shepherds dus. Maar wat weten Mulder, Oliver en Bijma er een diepte in te leggen. Bij het tweede couplet gaat Mulder van het ‘harp spelen op de piano’ over op het accentueren van de basnoten. En daarna is e ruimte voor improvisatie, waarna de song wordt afgesloten met een derde — maar eigenlijk het vijfde couplet.

Het is niet fair om de klasse van ‘Picatrix’ louter aan die song op te hangen. Het hele album laat zich beluisteren als een elixer; een baken tussen al die andere stukken die klinken als een muzikale wildwaterbaan. Zoals ook het optreden van het trio in het Bimhuis de luisteraar alle kanten op stuurt. Gewoon naspelen van de nummers van de plaat past geen van het drietal — en zeker Mulder niet. Dus worden ook degenen die het album reeds hebben van de ene naar de andere verrassing geslingerd. Bijma is het meest theatraal — maar dat is ze altijd geweest. ‘Blues is following me!’ improviseert ze. En ze roept dat ze ‘Schwarze Kaffee’ wil, terwijl haar woorden omlijst woorden door Oliver en Mulder. Speels en spannend.

‘Picatrix’ is de titel van een middeleeuws Arabisch boek over magie en astrologie. Op de voorkant van het cd-hoesje is een foto van een vliegenzwam afgebeeld. Rood met witte stippen. Vrolijk en tegelijk magisch. En gevaarlijk. Maar als je er voorzichtig mee omgaat kan het inzicht geven. Een vrije geest. En van alle meer en minder poëtische metaforen die in de loop der eeuwen voor ‘muziek’ zijn gebruikt is ‘magie’ toch wel één van de betere. Zeker in het geval van Nora Mulder. -Peter Bruyn