Concert Review: ICP in East Berlin by Kevin Whitehead, NJA Jazzbulletin (2010)

"Ah, but the band sounded magnificent. The meld of five idiosyncratic horns can be breathtaking, not least when they ease out of an improvisation by slowly converging on the first note of the next tune. (Thomas Heberer’s quarter-tone trumpet’s handy for that.) As a late arrival to the saxophones, Toby Delius doesn’t even have formal parts; he alights by ear. The three strings are less cohesive on the heads, but jell when they improvise; string trios plus one are staples of the impromptu subgroups. Violist Mary Oliver’s sleek new-music chops are offset by Honsinger’s Mengelbergian anarchism on cello. Tristan’s conducted improvisations are spontaneous music theater: funny pantomime blossoms into music. Glerum somehow anchors the strings and Mengelberg/Bennink rhythm section simultaneously. "

Read More

Concert Review: ICP + Clarion McFadden @ De Werf, Brugge (30 October 2015) by Guy Peters

BY GUY PETERS, ENOLA.BE

Je houdt het amper voor mogelijk dat het beruchte ICP Orchestra (van de in 1967 opgerichte Instant Composers Pool) nog nooit eerder in De Werf (intussen ook al meer dan dertig jaar bezig) speelde. Enkele muzikanten waren er wel al met andere projecten, maar nooit eerder met het tienkoppige moederschip. Dat zou dus een memorabele avond moeten worden en dat werd het ook, met de aanwezigheid van zangeres Claron McFadden als kers op de taart.

En werden we daar even getrakteerd op een kleurrijke prachtperformance! Het ICP Orchestra is altijd anders. Dat weet je op voorhand. Naargelang de grillen van het moment, een eindeloos archief van mogelijke stukken, de locatie en de duur van de sets kan het allemaal verschillen, maar we zagen de band zelden zo ontspannen, theatraal en grappig uit de hoek komen als in Brugge. Er werd tijd genomen voor een dolle rit door hun wereld, maar ook voor theater en wat absurd gelul. Zoals steeds was Bennink ook weer goed voor wat stuntwerk (en deze keer ging hij ook eens op wandel met een rol wc-papier), voerde Honsinger z’n dansje uit, en vonden muzikale sparringwedstrijden plaats van voortdurend wisselende deelbezettingen, terwijl de bindteksten van gortdroge spreekbuis Ernst Glerum glorieus in het honderd liepen en leidden tot breedvoerig getwist, geflirt met chaos en dadaïsme.

Maar wat een setlist ook! Vanaf “Rollo 3” belandde je meteen in de wereld van debluesy swing met de aanmoedigingskreten en energieke shuffles van Bennink, een spartelende saxsolo van Delius, die meteen de ledematen losschudde en een hectische Q & A tussen linkerhelft (piano, strijkerstrio) en rechterhelft (vijf blazers) van het strijdtoneel, met Bennink als onbetrouwbare scheidsrechter. Maar meteen werd ook gretig buiten de lijnen gekleurd, bevond het gezelschap zich plots in een wereld van kamermuziek met kleinere fracties die in discussie gingen. En ook dan komt het meesterschap van deze muzikanten naar boven.

Heel wat van deze kleppers houden er ook hun eigen bands op na, kunnen zelf aardig componeren, arrangeren en improviseren, en als je ze dan ook nog eens decennia lang laat samenspelen, dan ontstaat er een symbiose die zelfs om kan met de meest onverwachte wendingen of dynamische contrasten. En niet enkel de manier waarop de muzikanten muzikaal op elkaar inpikken (of net niet), maar ook de manier waarop ze rond en door elkaar slenteren, van plaats of rol wisselen of even naar de andere kant van het podium struinen om even iets te gaan vertellen, getuigt van een comfort dat zeldzaam is. Is dat vertrouwen in elkaar een potentiële valkuil voor sommige bands, omdat ze onvermijdelijk belanden bij ideeën waarvan ze weten dat ze werken, dat blijft bij het ICP Orchestra alles op lemen voeten staan.

Er was heel wat houvast – deze old school versie van “Blue Chopsticks” van bekend referentiepunt Herbie Nichols was er eentje om duimen en vingers bij af te lukken -, maar het publiek werd binnen de eerste set ook getrakteerd op een paar lange passages waarvoor het orkest tot ver buiten de jazz wandelde. Samen doken ze onder in het theater van 1968, met een grootstedelijk, toeterend en semichaotisch modernisme, dat plots omsloeg in een wannabe hit, mét aanstekelijke musicalflair, om vervolgens terug te keren naar tegendraads terrein dat de afstand tussen moderne klassiek en nonsenstheater dichtreed. De virtuoze kreten van McFadden, een kanon van binnen de hedendaagse muziek die regelmatig ook langs genremuurtjes scheert, en hier stunten uithaalde die nog het best te omschrijven valt als hysterisch geraaskal, maakte het zottenfeest compleet.

Of Baars, die aan de slag ging met het werk van een van zijn helden, Charles Ives. De muziek werd er meteen een stuk strenger en kaler op, met haast minimalistische passages die herinnerden aan de eigenzinnige chemie van zijn Trio, en even zelfs aan het duowerk met zijn partner Ig Henneman. Maar even later belandde je ook weer bij een statige mars met iele klarinetkreten. Het contrast met “Lady Sings The Blues” (opnieuw eentje van Nichols, in een arrangement van Michael Moore), met daarin ook een hyperexpressieve solo van Baars, kon amper groter zijn. En werd de eerste set nog gedomineerd door de langere stukken, dan werd voor de tweede een versnelling hoger geschakeld.

Eerst met een grillige impropassages van een beperkte bezetting, daarna met een solo van Bennink (denk aan iets met veel volume en een voet). In Honsingers “Restless In Pieces”, drijvend op een repetitief en exotisch basmotief, kon McFadden haar vocale souplesse uit de doeken doen in een meer conventionele omgeving (en dat was bloedmooi), terwijl daarna opnieuw de ontregeling intrad met de tussen Fluxus en jazz aarzelende aanpak van “Acapella”, met McFadden even als dirigent van dienst. Ze deed dat iets later ook nog eens over voor John Cage’s “Aria”, waarvan ze trouwens ook de grafische score liet zien, maar daar stak de anarchie de kop op en werden eerst een loopje genomen met haar aanwijzingen, die vervolgens compleet genegeerd werden. Hilariteit alom. En in één beweging kreeg je ook nog eens Sean Bergins onverwoestbare “Labvoro” voor de voeten geworpen, met uitbundige samenzang en een geweldige, scheurende tenorsolo van Delius.

Er passeerden naar goede gewoonte ook nog een paar Mengelbergklassiekers. Zo was er een swingend “Hypochristmutreefuzz”, dat Mengelberg en Bennink meer dan een halve eeuw geleden al speelden met Eric Dolphy (en terug te vinden op het legendarische Last Date), kon “De Sprong, O Romantiek Der Hazen” het terrein tussen balzaalelegantie en de blues verkennen en was een ultrakort “Weer Is Een Dag Voorbij” goed voor een krop in de keel. Maar afsluiten gebeurde natuurlijk weer met een uitbundige toegift vol grommende en sputterende blazers, botsende swing en McFadden die als uitzinnige heks van dienst al naar Halloween lonkte. Kortom: een dolle, grillige, theatrale en soms keihard swingende performance waarin alle klassieke ICP-ingrediënten aanwezig waren, maar die je toch nog een paar keer op het verkeerde been zette. Of je met zo’n heimelijk knieknikje langs achter tegen de grond kreeg. Wat wil je ook, met zo’n stelletje kierewiete Amsterdammers? Prachtconcert van een bende waar je nog altijd niet omheen kan.

Concert Review: ICP Orchestra @ Paradox, Tilburg (24 october 2015) by Rinus van der Heijden

BY RINUS VAN DER HEIJDEN, JAZZNU

INSTANT COMPOSERS POOL REGEERT ABSOLUUT SOEVEREIN

De Instant Composers Pool treedt niet meer zo vaak op in Nederland. Het orkest heeft zijn werkzaamheden grotendeels verlegd naar het buitenland. Als de ICP daarom weer eens concerteert in Nederland, dien je er als rechtgeaarde muziekliefhebber als de kippen bij te zijn. Paradox in Tilburg boekte de tienmansformatie en dat bleek een gouden greep. 

De ICP balanceert dezer dagen tussen verdriet en vreugde. Waar het verdriet vandaan komt is duidelijk. Een van de drie oprichters, pianist Misha Mengelberg, verkeert in de eindfase van zijn leven. Contrabassist Ernst Glerum vertelde tijdens het concert, dat de muzikaal leider van ICP in een verpleeghuis is opgenomen en 24 uur per dag vezorging behoeft. Het orkest is aangeslagen, dat is te merken. Dat was al zo toen bekend werd dat Misha Mengelberg aan een heftige vorm van dementie leed en niet meer zou kunnen optreden. Het verdriet duurt voort nu de pianist/componist/leider verder aftakelt.

Misha Mengelbergs verdiensten voor het orkest als componist liepen als een rode draad door het concert in Tilburg. Maar ook een vleugje vreugde. Want Ernst Glerum kon aankondigen dat invaller-pianist Guus Janssen sinds enkele weken het nieuwe, vaste ICP-lid is geworden. Een dankbaar applaus uit de zaal ondersteunde deze woorden. En dat was volkomen terecht: de pianist is uit hetzelfde ‘rare’ hout gesneden als de overige ICP-musici en dat is absoluut nodig om te kunnen bijdragen aan het zeldzaam kostbare gehalte dat het orkest in de 48 jaar van zijn bestaan heeft opgebouwd.

SOEVEREIN

De ICP is een soevereine instelling op het gebied van moderne gecomponeerde en geïmproviseerde muziek. Waar ter wereld zou nog zo’n formatie toeven? De individuele kwaliteiten van de tien groepsleden zijn uitzonderlijk: zij zijn allen musici die hun sporen al vele jaren in het landschap van de Nederlandse improvisatiemuziek hebben nagelaten. Maar dan komt daar de zo broodnodige hechting als orkest nog om de hoek kijken. Het is telkenmale adembenemend om mee te maken hoe het tentet de uitgevoerde composities naar zijn hand zet en er volkomen nieuwe richtingen aan meegeeft.

Het bovenstaande werd deze avond onderstreept in ál het muzikale materiaal dat werd gebracht. In een van de vele Herbie Nichols-stukken op het ICP-repertoire en ook in Misha Mengelbergs Rollo nr. 4 en Rollo nr. 5. Of in zijn Samba Zombie, een stuk dat hij ooit schreef voor zijn samenwerking met altsaxofonist Piet Noordijk en contrabassist Rob Langereis. En wat te denken van de Mengelberg-bewerking van Locomotive van het zo beroemde Thelonious Monk-album Straight, No Chaser. Het bevatte een overrompelende tenorsaxofoonsolo van Tobias Delius die bij de schrijver dezes een bijna vergeefse strijd tegen de tranen veroorzaakte. De solo werd overgenomen door viool en klarinet om daarna in een orkestrale uitbarsting terecht te komen, die weergaloos was.

En dát is nu precies wat de Instant Composers Pool zo uniek maakt: die schijnbaar achteloze omschakeling van gegrondveste improvisaties naar de zo brede traditie van de Afro-Amerikaanse muziek die jazz heet. Maar in het kenmerk van de ICP zit meer besloten: onder meer Europese marsmuziek, volksdeuntjes, oude melodietjes, swing, swing, swing en gecomponeerde Amerikaanse muziek – zoals in een nieuwe compositie van Ab Baars. Hij nam daarbij als uitgangspunt drie liederen van Charles Ives, die het ganse arsenaal van de ICP blootlegden. En ook hier weer kwam ontroering om de hoek kijken: Cellist Tristan Honsinger nam de taak op zich van zanger van de liederen. Dat pakte uit in een declamatie van de teksten, met een krakende, ongeschoolde en volgens de regelen van de kunst ongeschikt stemgeluid. Maar het gaf een ongekende meerwaarde aan de compositie. Top!

Tristan Honsinger trad deze avond meerdere malen op de voorgrond: als zanger in Restless in Peace en in de rol van Conduction, zoals Ernst Glerum aankondigde. Dat betekende Tristan Honsinger als dirigent voor de troep. Met stijve, sprietdunne beentjes dansend, krom gebogen, met de armen zwaaiend en bekeken door zijn mede-bandleden. Niemand lachte en dat is maar goed ook: deze Conduction is alleen de Instant Composers Pool waardig.

JOJO BUITENZORG

Het nieuwe bandlid Guus Janssen bracht zijn eigen Jojo Drive in – herinnerend aan het beroemde Nederlandse drafpaard Jojo Buitenzorg – trompettist Thomas Heberer One Thing All At Once en de toegift kwam op rekening van Eric Dolphy. Zijn Two Four Five was wederom een bewerking van Misha Mengelberg. Hoe divers kun je een concert samenstellen, mag je dan constateren.

De ICP bevestigde met zijn concert in Tilburg voor de tig-ste keer dat het op onbereikbare hoogte verkeert. In elk stuk dat wordt aangepakt sluimert de blues, reiken weerbarstigheid en huiveringwekkende melodische en harmonische schoonheid naar elkaar, wordt elke muzikale grens uitgegumd, treedt de wereld van Hemelse Muziekoppermachtig naar buiten. En al wordt er iets te vaak beweerd dat de ICP vrijwel alles aan Misha Mengelberg heeft te danken, dan moet daarbij zeker worden weerlegd dat dit zonder de wisselwerking met deze groep uitzonderlijke muzikanten nooit tot stand was gekomen. De Instant Composers Pool moet moedig voorwaarts gaan.

Source: http://www.jazznu.com/concertrecensies/ins...

Concert Review: Cows/Koeien @ Holland Festival 2015 by Kevin Whitehead, POINT OF DEPARTURE

In a farcical callback to how Monk tunes got trendy the instant Monk was gone; now that Misha Mengelberg no longer writes or performs, the composer once derided by many as unserious is the toast of Amsterdam. June 9th marked the premiere of his unfinished opera Koeien – Cows – at the Holland Festival. It had been stitched together by Cherry Duyns and Guus Janssen, with music by the ICP Orchestra which continues on without its founder.

Read More

Concert Review: ICP Orchestra @ Winter Jazzfest Marathon, NYC (11 Jan 2015) by Ben Ratliff, New York Times

"And the Instant Composers Pool Orchestra, from Amsterdam, mixing swing and bop (including Herbie Nichols’ ballad “Spinning Song” and Bennie Moten’s “Moten Swing”) with conducted improvisations and free jazz. But all those ingredients need quotation marks. That nine-piece ensemble, a dynastic family going back to the late 1960s, has some idiosyncratic and brilliant soloists, including the drummer Han Bennink, the saxophonist Michael Moore and the cellist Tristan Honsinger; they are scholars and physical comedians, critics and joy-spreaders." 

Read More